Ontwerpers zijn de pioniers van circulariteit

Interview met Ruben Vrijhoef, Lector Building Future Cities aan de Hogeschool Utrecht

Tekst: Reinoud Schaatsbergen

Stedelijk bouwen is toe aan een impuls. Met transities op vlak van energie, klimaatadaptatie en biodiversiteit is de noodzaak voor andersoortige bouwmaterialen groter dan ooit. Maar hoe bouw je mét de natuur? Hoe ontwerp je op basis van hergebruikte materialen, die wel of niet beschikbaar zijn ten tijde van de bouw? “Je moet een lange adem hebben om de markt van tweedehands materiaal af te struinen om een ontwerp bij elkaar te scharrelen”, aldus Ruben Vrijhoef.

Wat zijn volgens jou de belangrijkste ontwikkelingen op vlak van circulair en natuurinclusief bouwen?

“Footprint-reductie is voor veel sectoren een aanleiding om klimaatadaptief en responsief te bouwen. Daarvoor is het verminderen of verhinderen van grondstofuitputting, en dus circulair bouwen, een grote zaak: je vermindert verbruik en delving van ruw materiaal, maakt gebruik van opgeslagen CO2 in bestaand materiaal en stoot minder CO2 uit die anders vrijkomt tijdens de productie. Bovendien kun je circulair bouwen vaak lokaal of regionaal oplossen, zoals lokaal beschikbare herbruikbare materialen, productiebossen in buurlanden of Scandinavië of ontwikkelingen dichterbij huis, zoals landbouwgewassen die geschikt zijn voor productie van isolatiemateriaal. Dat scheelt ook in de logistieke kant van zaken: het transport is lichter en over kortere afstand en biedt daardoor meer kansen voor kleiner en elektrisch aangedreven vervoer.”

“Daarnaast zie je natuurinclusief bouwen opkomen als iets dat ruimer is dan slechts de natuur gebruiken als substituut voor bouwmateriaal. Door te bouwen met hout sla je bijvoorbeeld CO2 op in plaats van dat je het uitstoot. Daarnaast kan natuur ingezet worden voor klimaatadaptieve maatregelen, zoals waterretentie voor verkoeling in wijken en een verrijking van biodiversiteit. Je ziet op dit vlak de harde en zachte waardes op elkaar inhaken. Kijk naar Common Woods in Amersfoort: woningen van biobased materialen die gebouwd worden in een bos. Zo breng je ontwerp en natuur nog dichter bij elkaar.”

“Zo zie je interessante ontwikkelingen, bijvoorbeeld gemeente Amsterdam die minimaal 20 procent van alle nieuwbouw in hout wil produceren vanaf 2025. Intussen kunnen we namelijk de lucht in – kijk maar naar de woontoren HAUT – en is Amsterdam in overleg met ontwikkelende partijen om voor stedelijke omgevingen modulaire concepten te bedenken, zodat er snel en licht kan worden gebouwd. Immers is modulair bouwen mooi, maar vervoer op lange afstanden van prefab modules is inefficiënt omdat je veel lucht vervoert. Je wilt liever een opstelling van 2D-elementen hebben zodat je van de fabriek naar een lokale productiehub vervoert en daar gaat bouwen in 3D-elementen.”

Hoe draag je vanuit jouw rol bij aan deze ontwikkelingen?

“Voor het bouwen met hout in een bosrijke omgeving zoals Common Woods dit doet, willen wij samen met de bedenkers kijken of er een ontwerpplatform kan worden ontwikkeld waarin houtbouwconcepten worden aangeboden aan architecten en stedenbouwers. Te gebruiken om open source ontwerpen in te voeren en te beproeven, om vervolgens door te zetten naar timmerfabrieken. Ballast Nedam en BAM gaan ook die kant op om houtbouwwoningen kostenefficiënt te produceren, als alternatief op hun betonnen conceptwoningen. Recent hield Ballast Nedam ook een prijsvraag voor het Natuurhuis. Daarmee zie je dat een rij woningen in hout nog niet de norm is, maar de potentie is er. Zo leent Common Woods zich ervoor om als concept dat ook geschikt is voor gestapelde bouw bij architecten te worden neergelegd.”

“Voor het logistieke verhaal onderzoeken we of er een efficiëntere manier van produceren en opstapelen te verzinnen is. Nu moet je transport slim samenstellen op de last mile zodat je volle vrachtladingen hebt om te verwerken op de bouwplaats. Daar zie je de meerwaarde van een hub als logistiek concept, maar wij willen daar verder aan bijdragen met een deel nabewerking van 2D- naar 3D-elementen.

Denk aan een zagerij en overige nabewerkingen binnen zo’n hub zodat je in een stad snel kunt opstapelen. Dit is iets wat we voor stedelijk bouwen, vooral voor de G4, willen ontwikkelen.”

Common Woods moet de meest duurzame wijk in Amersfoort worden door uiterst circulair gebouwde en betaalbare huizen. Lees hier meer.

Modulair, houtbouw, biobased; hoe brengen we versnelling in deze thema’s?

“Ontwerpers lopen hierin voorop. Kijk naar Lister Buildings, bijvoorbeeld. Een belangrijk element is dat je moet doorhebben hoe materiaal zich gedraagt en dat zit bij architecten en conceptontwikkelaars wel goed. We weten nu allemaal wel dat CLT niet verbrandt, maar verkoolt."

"Door de vele crises zijn er problemen met productiebossen en transport en ondertussen zit de betonsector ook niet stil. Daar wordt steeds vaker met substituten gewerkt om negatieve effecten als CO2-uitstoot te verminderen. In die zin is een totale omwenteling van beton naar hout niet hoogstnoodzakelijk. Je houdt parallelle stromen terwijl alle sectoren worden uitgedaagd om emissie en andere negatieve bijeffecten te reduceren en afstanden te beperken. Denk aan boeren die overstappen op lisdodde en ander vezelrijk materiaal voor bijvoorbeeld isolatiemateriaal, iets waar Jan Willem van de Groep zich sterk voor maakt. Het is een kwestie van tijd dat deze biobased materialen in de schappen liggen naast traditionele materialen en dan is het net als met biologisch voedsel: de prijsniveaus gaan naar elkaar toe trekken.”

"Dat is een belangrijk kenmerk voor een LCA en de eventuele uitstoot van CO2, iets wat in het verleden misgecalculeerd werd door de regelgeving. Dat had helaas een handremeffect bij veel partijen. Intussen is die misconceptie er niet meer en zie je de overheid een sterkere rol innemen. Bewustwording is één, maar er moet ook aan de prijs worden gesleuteld. Dat is een kwestie van marktwerking."

“Een heel andere tak van sport en mooie bijvangst is het creëren van werkgelegenheid. VolkerWessels leidt bijvoorbeeld met Level 5 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt op, onder andere voor houtbouw. Je ziet namelijk dat hout een drempelverlagende werking heeft voor deze doelgroep, omdat je het materiaal goed hanteerbaar is en je het haast ook hobbymatig kunt benaderen. Dat is aardig om te zien. Vooralsnog werden daarmee bijvoorbeeld wachtershuisjes of meubilair geproduceerd, maar op den duur zullen zij ook modulaire elementen kunnen produceren en intussen is er al een proefopstelling met een complete modelwoning. Gemeentes vinden dit een heel interessante propositie, omdat je het sociale domein met het economische verbindt.”

Welke rol speelt de architect hierin?

“In mijn ervaring zijn architecten en stedenbouwers vaak al de leidende partij bij de ontwikkeling van deze innovatieve en vernieuwende oplossingen, als ze die positie in ieder geval gegund krijgen. In het Werkspoorgebied bijvoorbeeld was het een collectief van ontwerpers en bedenkers die tegelijkertijd het financiële brein waren. Ook Common Woods en andere ontwikkelingen worden vaak vanuit initiatief van conceptontwikkelaars ontwikkeld. Zij zijn technisch-inhoudelijke adviseurs op materiaalgebied en brengen ideeën als de hiervoor genoemde bijeen en tot wasdom.”

Wat is voor hun de grootste uitdaging op dit moment?

“Ik ken een aantal ontwerpers die zich actief afvragen waar zij herbruikbaar materiaal op slimme en efficiënte vandaan moeten halen en vroegtijdig in beeld krijgen om circulair te kunnen ontwerpen. Dat zijn vaak geen lineaire systemen, want dan ben je vaak te laat om het te kunnen verwerken in een ontwerp. Je ziet dus samenwerkingen tussen architect en sloper ontstaan, maar er komen ook marktplaatsen. Stichting Insert is er zo een. Conceptontwikkelaars zijn bezig om te bepalen wat er in de schappen komt zodat ze kunnen voorsorteren op efficiënt hergebruikt. Toch ontbreekt het daar nog aan en bouwen architecten hun eigen netwerk op. Je kunt de toevoer en beschikbaarheid van bestaande materialen vooralsnog niet goed zeker stellen, omdat bijvoorbeeld de levering, kwaliteit en maatvoering van herbruikbaar materiaal vaak onzeker zijn.”

“Je moet een lange adem hebben om de markt van herbruikbaar materiaal af te struinen om een ontwerp bij elkaar te scharrelen. Dat is helaas nog te vaak het niveau van circulair ontwerpen nu: het is pionierswerk. Waar we naartoe willen is wat VELUX nu doet in de catalogus van BMN Bouwmaterialen, namelijk een circulair dakraam naast een traditionele zetten. De markt komt, zij het autonoom of door wet- en regelgeving, met meer biobased en circulair materiaal aan. Dat stimuleert meer substituten en alternatieven. Alleen vinden architecten, bouwers en ontwikkelaars dat vaak te lang duren, want ze willen nu door."

"Neem een voorbeeld aan Thomas Rau: hij wachtte niet op de markt, maar betrok bijvoorbeeld zelfs een kermisattractiebouwer voor de dakconstructie van het TenneT-kantoor.”

Het Natuurhuis, een duurzaam, biobased en klimaatpositief alternatief op de Nederlandse standaardwoning.

Ook waterschappen lijken verbonden te raken aan architecten en ontwikkelaars door de klimaatadaptatie. Welke mogelijkheden zie je daar?

“Vroeger was droge voeten houden een van de belangrijkste doelen van het waterschap. Intussen is dat omgedraaid naar water vast houden. Daardoor is de interactie met gebouwde omgeving heel anders dan voorheen, bijvoorbeeld door waterafvoer en riolering in steden. Waterschappen stimuleren bijvoorbeeld samen met de VNG dat men op eigen terrein regenwater afvangt en hergebruikt. Ik kan mij voorstellen dat je zo niet alleen een wijkenergiestrategie krijgt, maar ook een wijkwaterstrategie. Je kijkt dan naar ontharding en halfopen straatverharding om de waterstanden hoog te houden. We gaan niet meer water buitenhouden, maar leven met een ophoging van het waterniveau. Ik kan mij voorstellen dat architecten, maar ook zeker natuurorganisaties, hierop kunnen aansluiten door biodiversiteit in stedelijke omgevingen te stimuleren. Dat vraagt immers dat je anders naar wijken kijkt.”