Bart van Kampen (De Zwarte Hond): ‘We hebben er een nieuwe tijdlaag aan toegevoegd, waardoor het gebouw veel meer diepgang krijgt’ (Herta Mohr, Universiteit Leiden).
Bart van Kampen: ‘Ik pleit ervoor dat in plaats van schoolbesturen de gemeenten bouwheer worden’.
‘Renoveren eervoller dan nieuwbouw’
Tekst Ysbrand Visser; fotografie Eva Bloem
Hoe ontwerp je een nieuw gebouw dat tweehonderd jaar meegaat? Gebruik je dan veel hout en weinig installaties, zodat je de CO2-uitstoot fors omlaag brengt? Ontdek waar Bart van Kampen (architectenbureau De Zwarte Hond) liever voor kiest: “Renoveren, restaureren en een nieuwe tijdlaag toevoegen is veel eervoller dan nieuwbouw.”
Schuldbewust schetst Bart van Kampen hoe zijn bureau - juist verkozen tot Architect van het Jaar 2024 - worstelt met de klimaatopgaven van Parijs. Om die doelen te halen, mogen we voor een woning niet meer dan rond de 200 CO2-equivalenten (Paris Proof) verbruiken, maar bij zijn projecten en die van zijn collega’s is het dubbele eerder regel dan uitzondering. Met andere woorden: met z’n allen donderen we in de bouw binnenkort over alle klimaatgrenzen heen. Vandaar dat het anders moet, aldus Van Kampen. En wat hem betreft, begint dat bij renoveren in plaats van slopen.
Vuurtje
Opgeleid aan de TU Delft waren het twee decennia geleden eerst ‘frisse scholen’ en later energiegebruik en isoleren, die het duurzame vuurtje bij Van Kampen aanwakkerden. Goed isoleren vroeg wel om meer koeling, wat het energievraagstuk opnieuw aanjoeg. Inmiddels is het circulariteit en materiaalgebruik dat de klok slaat en bijna alles draait nu om CO2-emissies (uitgedrukt in CO2-equivalenten). Daarbij stuit je onherroepelijk op de toepassing van beton en van gebruikte bouwmaterialen. Zo werkt De Zwarte Hond nu aan een school in Nieuwerbrug met een draagconstructie van hout. Om de CO2-uitstoot te minimaliseren worden er zo veel mogelijk biobased materialen toegepast.
“Ik zie echter nog veel te vaak”, begint Van Kampen, “dat we een oud schoolgebouw slopen en daar dan een nieuw schoolgebouw voor in de plaats zetten. Meestal is de technische levensduur nog goed, maar is de functionaliteit van het gebouw niet meer passend bij de vraag van nu. Hergebruik is dan veel beter dan vanuit de CO2-gedachte een nieuwe houten school bouwen.
Bij uitvragen van een jaar of vier geleden kozen we misschien nog voor nieuwbouw in hout. Nu zou ik dat anders doen en helemaal niet meer kiezen voor sloop. Elke vijftig jaar een nieuw gebouw neerzetten, is niet meer van deze tijd.”
Casco
“In deze tijd ga je eerst een studie maken van het hergebruik van het casco. Vaak is men niet tevreden over de bestaande school. Die lekt, is klimatologisch niet fijn of er zijn functionele problemen. Je kunt echter wel dat hele gebouw strippen en alleen het casco overhouden. Of alleen de gevel of fundering. Een betonnen casco mag je eigenlijk nooit meer slopen, want dat casco heeft in het verleden al heel veel CO2-emissies veroorzaakt en vervolgens weten we ook dat beton een lange technische levensduur heeft. Alleen in bepaalde situaties, bijvoorbeeld in een Vinex-wijk of uitbreidingsgebied, heb je soms wel nieuwe scholen nodig.”
Als voorbeeld van goed bruikbare casco’s verwijst Van Kampen naar de vele karakteristieke scholen die stadsarchitect J.H.M. Wilhelm in de jaren vijftig en zestig bouwde in Groningen. “Bij een renovatie van een van die scholen, KDS Bisschop Bekkers door Noahh, wordt een deel gesloopt, maar het deel dat goed en ook beeldbepalend is, wordt hergebruikt. De architectuur uit die jaren bracht heel veel hoogte en glas. Ook staken de gangen vaak boven de lokalen uit, zodat je dwars kunt ventileren. In die tijd werd er al heel goed nagedacht over veel licht en gezonde lucht, die op een natuurlijke manier je gebouw binnenkomt. Dat is een mooie kwaliteit die je heel goed kunt hergebruiken.”
“Soms kun je in een bestaand gebouw niet alles efficiënt oplossen”, vervolgt Van Kampen, “waardoor je vaak wat overmaat krijgt. Waar een architect bij nieuwbouw alles dichttimmert, zodat het precies op de millimeter nauwkeurig past, lukt dat bij een bestaand gebouw meestal niet. Dus accepteer je vaak wat meer overmaat, waardoor je juist meer ruimte hebt in je school. Dat krijg je bij nieuwbouw nooit.”
Nieuwbouw
Wie alsnog kiest voor nieuwbouw, moet er volgens Van Kampen voor zorgen dat je zodanig ontwerpt en bouwt, dat het gebouw nooit meer hoeft te worden gesloopt. “Kies voor een vreselijk goed, flexibel en adaptief gebouw. Dat hoeft niet te betekenen dat het gebouw heel generiek wordt. Zorg ervoor dat die ‘generiekheid’ en ook flexibiliteit en adaptiviteit in het casco komt te zitten. Maak het gebouw verder wel specifiek, zodat het echt bij de gebruiker past. Dat doe je met de binnenwanden, het interieur en de detaillering.”
De adaptiviteit die volgens Van Kampen nodig is, heeft onder meer demografische achtergronden. Als in een nieuwe woonwijk de enorme kinderpiek voorbij is, moet je een school kunnen afschalen voor andere functies (zorg, woningen, et cetera). “Bij de nieuw- of verbouw van scholen”, gaat Van Kampen verder, “wordt ook gekeken naar de onderwijsvisie, zoals Dalton of Jenaplan. Daar moet het gebouw dan op aansluiten. Als er echter na vijf jaar een nieuwe directeur komt, heeft die weer nieuwe ideeën of een andere visie. En moet het gebouw weer helemaal aangepast of gesloopt worden. Dat moeten we echt niet meer doen. We moeten gebouwen maken die minimaal honderd jaar en het liefst tweehonderd jaar meegaan.”
‘Elke vijftig jaar een nieuw gebouw neerzetten, is niet meer van deze tijd’
Toekomst
Naast de adaptiviteit en demografie is er nog een aspect dat meeweegt bij de keuze voor het (ver)bouwen van een school: de ontwikkelingen in de toekomst van het onderwijs zelf. Van Kampen: “Het onderwijs is op dit moment heel erg in beweging. Ik praat heel veel met schoolbestuurders, onderwijsdeskundigen, hoogleraren, onderwijzers en pedagogen, maar niemand weet wat de school van de toekomst is en waar het precies heengaat. Eigenlijk is dat ook wel fijn, want dat vraagt juist om een flexibel, adaptief gebouw, zeker wat betreft het casco. En dan mag je het van mij ook gewoon van beton bouwen, als je maar zeker weet dat het lang meegaat.”
“Met de ontwikkeling van houten casco’s hebben we er in Nederland een derde serieus bouwmateriaal bij, naast beton en staal. Met bouwen in hout kun je de CO2-uitstoot misschien met een derde verminderen, terwijl een betonnen gebouw drie keer zo lang meegaat. Dan is de uitkomst van de rekensom gelijk. Ten opzichte van hout heeft beton meer mogelijkheden wat betreft de overspanning en grootte van lokalen. We moeten uiteindelijk kiezen voor het materiaal dat zich het beste leent voor een adaptief en toekomstbestendig gebouw. Daarbij moet Paris Proof natuurlijk de norm zijn en nemen we dus ook de CO2-uitstoot mee.”
Restwaarde
Het uitvoeren van duurzame ambities kan betekenen dat je aan de voorkant misschien wat meer geld in je school moet stoppen, aldus Van Kampen. “Flexibiliteit, losmaakbaarheid en toekomstbestendigheid kosten gewoon geld. Je kunt dan in je begroting wel een hogere restwaarde inboeken, zodat er aan de voorkant ook meer geld beschikbaar is. Dat is echt geen nattevingerwerk meer; het is gewoon vertrouwen hebben in de toekomstbestendigheid van je gebouw.
We moeten daarom veel meer kijken naar de toekomstwaarde van gebouwen en dat doen we nu nog veel te weinig. Opdrachtgevers kijken er te weinig naar en zijn veel te veel bezig met nu in plaats van straks. Schoolbesturen zie ik daar wel beter in worden en gemeenten zijn nog een stuk verder. Alleen ontwikkelaars zijn er niet mee bezig.”
“Ik pleit er verder voor dat in plaats van schoolbesturen de gemeenten beter de bouwheer kunnen worden. Gemeenten denken veel beter na over de toekomstige functies van gebouwen. Aan de andere kant kun je ook als schoolbestuur niet meer weglopen voor de verantwoordelijk ten aanzien van de klimaatverandering. Als vakidioten zijn wij ons daar heel erg bewust van, maar onze opdrachtgevers zijn dat nog te weinig. Die moeten nog goed beseffen dat bouwen eigenlijk heel slecht is voor onze aarde.”
“Renoveren, restaureren en een nieuwe tijdlaag toevoegen is daarom veel eervoller dan nieuwbouw. Zo hebben wij in Leiden een groot faculteitsgebouw opgeleverd, Herta Mohr, een gebouw van Joop van Stigt uit de jaren zeventig. Van Stigt had door het structuralisme goed begrepen hoe je een casco kan maken dat tweehonderd jaar kan meegaan. Ik heb veel van hem geleerd voor onze nieuwe gebouwen.”
“Dit universiteitsgebouw is nu een heel goed voorbeeld van een circulair onderwijsgebouw. De gevels en het casco zijn hergebruikt en de materialen binnen zijn circulair. Zo hebben we van het hout van oude plafonds nieuwe akoestische wanden gemaakt. We hebben er dus een nieuwe tijdlaag aan toegevoegd, waardoor het gebouw veel meer diepgang krijgt. Het is daardoor echt een schoonheid en eigenlijk veel mooier dan nieuwbouw.”
Bart van Kampen leidt samen met Lisa van der Slot en Daan Zandbelt de vestiging van De Zwarte Hond in Rotterdam. Hij is tevens adviseur van de Betonvereniging Nederland en curator van het scholenmanifest in Groningen.
Chipi
Wordt er uiteindelijk gekozen voor nieuwbouw - en dit betreft niet alleen schoolgebouwen - dan werken de mensen van De Zwarte Hond standaard met hun tool ‘Chipi’:
- Constructie
- Huid
- Installaties
- Programma
- Interieur
Van Kampen legt uit: “Je moet deze vijf elementen in een gebouw altijd los van elkaar kunnen vervangen. Maak dus niet een integraal ontwerp waarin installatiekanalen in het beton zijn gestort of in de houten vloeren zitten. Want als je jouw installatie na 20, 25 jaar moet vervangen, wil je daardoor niet het hele gebouw moeten slopen. Geef al die elementen los van elkaar een eigen levensduur, zodat het casco minimaal tweehonderd jaar kan meegaan.”
Het Herta Mohr-gebouw van de Universiteit Leiden met de hergebruikte houten plafonds in de wanden.