Inclusieve schoolgebouwen: wenselijk, maar ook praktisch en betaalbaar?
Rob van der Westen
Rob van der Westen is beleidsadviseur huisvesting bij SPO Utrecht. Rob is gasthoofdredacteur van dit themanummer Scholenbouw en was vorig jaar de dagvoorzitter van het Duurzame & Gezonde Scholen Congres in Utrecht.
Het is een goed en loffelijk streven dat onderwijsgebouwen toegankelijk zijn voor elke deelnemer aan onze samenleving. Ongeacht afkomst, voorkeur of beperking. We moeten daar als samenleving op inspelen. Het is een kerndoel van het openbaar onderwijs.
Ik zie een tendens waarin ervan wordt uitgegaan dat álle scholen in principe geschikt moeten zijn voor álle kinderen. Dus ook kinderen uit het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs. Nogmaals: een nobel streven.
We zijn ooit begonnen om álle gebouwen toegankelijk te maken voor minder-validen, rolstoelers, mensen met een zichtbeperking. Maar: maak je dan alle gebouwen geschikt voor - als voorbeeld - kinderen met een gehoorbeperking? Leg je standaard in ieder gebouw een ringleiding aan? Het lijkt mij eerder dat je dergelijke faciliteiten aanlegt op het moment dat zo’n situatie zich voordoet.
Vanuit mijn praktijk heb ik schooldirecteuren van een reguliere school gesproken die kinderen met een beperking op school hadden. Dat kán goed gaan, maar ik ken ook een situatie waarin dat helemaal niet goed ging. Waarbij zowel het kind met de beperking, als ook de rest van de kinderen in de groep achterbleven in de ontwikkeling vanwege de noodzakelijke zorg en aandacht die de reguliere school niet kon bieden. Dat zorgde zelfs voor een onveilig gevoel.
Een schoolgebouw voor speciaal onderwijs (of sbo/vso) biedt zoveel meer voordelen aan een kind dat vanwege een beperking haar of zijn weg moet vinden in de samenleving. Denk aan logopedie, orthopedagogie, fysiotherapie en alle andere vormen van specialistische hulp en zorg. ‘School nabij huis’ is een mooi streven, maar nog mooier is het als een kind zich volledig geïntegreerd voelt op een speciale school. Het wordt een mix; het één is niet beter dan het ánder.
Als je het over inclusie hebt, dan gaan de ideeën ook naar extra ruimtes die medewerkers een goede, fijne, veilige en verantwoorde werkomgeving bieden. Denk aan ruimtes waar bevallen moeders kunnen kolven, stilteruimtes die prikkels een halt toeroepen of gebedsruimtes voor mensen met een religieuze achtergrond. Ook dat vind ik een prima uitgangspunt. Maar laten we een voorbeeld nemen aan Scandinavische landen als Noorwegen en Finland, waar het Bruto Nationaal Product dit soort onderwijsvoorzieningen veel soepeler mogelijk maakt. Rijke landen, natuurlijk. Maar wat is rijkdom?
Ik zie de discussie al komen: bouw een school, maar los binnen de bestaande vierkante meters bruto vloeroppervlak uit de normvergoeding ook het realiseren van kolf-, stilte- en gebedsruimtes op. Binnen de bestaande middelen en binnen de bestaande oppervlakte.
Dáár ga ik vóór liggen. Niet omdat ik tegen integratie of inclusie ben, maar ook omdat ik uitga van eerlijke principes. Uiteindelijk worden we daar als samenleving beter van.