
De binnenstraat in Karper K, het kantoor van Studioninedots, is opengelaten voor verschillende soorten gebruik, zoals kunst of een AI-achtige lichtinstallatie (foto: Sebastian van Damme).
Architect van de stedelijke rafelrandjes
Tekst: Ysbrand Visser
Pal naast een kale bouwplaats langs een van de allerlaatste rafelrandjes binnen de Amsterdamse ring werkt gasthoofdredacteur Vincent van der Klei (Studioninedots) vooral aan transformatieopgaven mét rafelrandjes. En anders voegt Van der Klei ze er zelf aan toe.
S&A: Wat onderscheidt jou als architect?
Vincent van der Klei: “Dat zijn twee dingen: de bouwmethodiek en onaffe ruimtes. Ik heb altijd veel energie gestopt in de bouwmethodiek. Hoe maak je iets met precisie? Als je een concept hebt, kijk dan zo snel mogelijk naar hoe je het met minimale middelen en handelingen kunt maken. Dat zit hem in de bouwmethodiek, constructie en in de techniek. Zo voorkom je dat je zaken toepast die er niet in thuis horen. Bekijk altijd eerst wat je al hebt en ga daarmee puzzelen. Zoom pas daarna uit naar de vorm en wat het gebouw kan doen. Esthetiek of schoonheid is altijd wel het doel, maar schoonheid kan in heel veel dingen zitten. Ik wil echter ook iets maken dat verwondert. Dat je niet het gevoel hebt dat het een bouwkundig project is, maar één integraal geheel is met zijn eigen schoonheid.
Een goed voorbeeld hiervan is Het Kasteel op het Science Park in Amsterdam; een woongebouw direct langs het spoor, waar een enorme geluidsgevel moest komen. Samen met een geluidsadviseur bekijk je dan wat je nodig hebt, zoals geluidsisolatie en ventilatie, en wat de regels zijn. Die uitkomst ziet er dan niet uit en daarom hebben we alle invloeden geïntegreerd in één heldere oplossing: het glas werd zo ‘gefacetteerd’ dat de gevel nu lijkt op blinkende ijsschotsen. Vervolgens kijk je goed naar hoe je dat kan maken.
Een ander voorbeeld is Highnote in Almere met een betonnen gevel en daarin een negge van 35 centimeter. Dat is normaal gesproken niet te betalen, maar we hebben het zo uitgeëngineerd dat het binnenblad het buitenblad is geworden. Dus in plaats van een diepe vensterbank binnen, kregen we zonder veel geld uit te geven heel diepe neggen en heel veel diepte in de gevel. Dat lukt alleen maar als je een gevelbouwer of een aannemer vindt die bereid is om mee te puzzelen en van zijn standaard af te wijken.”
S&A: En wat is voor jou een ruimte die onaf is?
VvdK: “Dat zijn ruimtes die ik altijd wil toevoegen aan een opgave, met ruimte voor interpretatie, zodat er ‘iets anders’ kan gebeuren. Onze grote liefde schuilt in de collectieve ruimte tussen publiek en privaat. Een ruimte waar je mag dwalen, tot stilstand komen of die je je mag toe-eigenen. Er is altijd wel ergens zo’n plek te vinden, zoals een entree die je zo maakt dat er wel iets ‘onafs’ in zit. Dat jij er iets in mag zien, wat jij wilt zien en ik, wat ik wil zien. Dat je niet bezig bent met architectuur op afstand, maar met architectuur als gebruiksvoorwerp. Dat je eraan mag komen of er eigen bankje mag neerzetten. En als de ruimte niet wordt gebruikt, moet het nog steeds een ruimte blijven die een eigen schoonheid heeft.
‘Het is communicatie die de stad transformeert’
Een ander goed voorbeeld is de binnenstraat in ons eigen kantoor Karper K. Practice what you preach. In deze voormalige fabrieks- en opslaghal hebben we een langwerpige ruimte opengelaten voor verschillende soorten gebruik. Zoals kunst of een AI-achtige lichtinstallatie die reageert op muziek, of voor gezamenlijke lunches en feesten. Het ‘onaffe’ hiervan is dat je vooral niks doet. Zo beginnen we vaak aan projecten: we doen eerst niets. Misschien moet je dan soms wel weglopen, ook al doen we dat niet zo vaak, maar weiger gewoon eerst iets te doen en bekijk goed wat je hebt. Bekijk daarna wat je ermee kan, zonder dat je de bestaande energie verliest, en doe het met minimale middelen. Dat kan soms iets heel kleins zijn, zoals het Escher-achtige object in het kantoor Wet Beast. Het ligt er gewoon, is niet af en mensen kunnen dat nog helemaal veroveren. Het kan een vergaderruimte of podium zijn, je mag ermee doen wat je wilt en dat mag blijven veranderen.”
S&A: Hoe overtuig je opdrachtgevers hiervan?
VvdK: “Niet elke opdrachtgever is hier ontvankelijk voor. Het zal een wisselwerking moeten zijn, want als ze ons vragen, weten ze ook wel dat ze er iets bij krijgen wat ons raakt. Zoals Highnote in het centrum van Almere, waarbij ons werd gevraagd plekken te maken waar mensen ook kunnen en willen verblijven. Er zijn daar heel grote overmaten van straten en onprettige gebieden, maar door kleine, driehoekige plekken te maken, met ook een soort binnentuin, kun je je makkelijk even terugtrekken. Als die plek echter leeg blijft, is het ook goed. Dit zijn echt plekken die we heel graag maken.”
S&A: Waar komt die fascinatie vandaan?
VvdK: “Steden worden niet meer alleen gedomineerd door stedenbouw, door architectuur en door planners, maar steeds meer door consumptie en commercie. Door globalisering en social media gaat de transformatie van de stad nu zo snel! Het straatbeeld wordt meer en meer gedomineerd door veranderende programmeringen, digitaal beeld, social media en reclames. Bovendien zijn er steeds minder plekken waar je kunt samenkomen. Bankjes worden nu zo onprettig ontworpen dat je er niet meer lang kunt zitten. Samenscholing wordt anders bekeken dan een paar jaar geleden en wordt bijna als protest gezien. Je eigen kleur wordt weggestopt en daarom voelen wij de noodzaak om altijd plekken te maken waar die eigen kleur wel mag komen. Dat je nog ergens mag doen wat jij wilt, zonder dat te verantwoorden. Plekken die niet verbonden zijn met de infrastructuur, die niet van a naar b lopen, maar je luwte bieden. Plekken waar je met een knipoog even uit je dagelijkse denken komt.
Bijna al ons werk gebeurt nu in transformatie- en transitiegebieden, in oude industriegebieden, in rafelrandjes of rondom sporen. Overal waar locaties getransformeerd moeten worden, voelen wij ons thuis, maar we werken ook vaak aan de transformatie van kantoren tot woongebouwen, zoals in de Amsterdamse Donker Curtiusstraat. We vinden het vooral leuk om iets aan zo’n transformatiegebied toe te voegen als katalysator voor een nieuw begin. Waarbij het best een beetje mag schuren en botsen, zodat mensen het net spannend genoeg vinden om erheen te gaan. Daarbij zit het in ons DNA om met beperkte middelen een zo groot mogelijke impact te maken. Dat kan op een grotere schaal zijn, maar ook op het niveau van een plek.”

Vincent van der Klei: 'Aan de Bovenbouwwerkplaats hebben we bijna niets gedaan' (foto: Sebastian van Damme).
‘Een dwaalmilieu waar van alles kan gebeuren’
Studioninedots
Vincent van der Klei was na de HTS werkzaam bij Aukett architects, Tania Concko architects en vervolgens bij HVDN architecten, van Albert Herder en Arie van der Neut. Na de Academie van Bouwkunst werd hij partner bij NAT architecten samen met Metin van Zijl en Frank van Manen. In 2011 resulteerde dit indirect in het ontstaan van Studioninedots (samen met Metin van Zijl, Arie van der Neut en Albert Herder en nu met nieuwe associates.
S&A: Wat is jouw favoriete voorbeeld van een transformatieplek? VvdK: “Neem de Bovenbouwwerkplaats in Wisselspoor, Utrecht, ook al is dat heel simpel geweest. Los van het masterplan dat we samen met Delva voor het gebied ontwierpen, hebben we in een voormalige werkplaats ruimte gecreëerd voor allerhande werkplekken en een parkeergarage. Daarbij hebben we aan die hal bijna niets gedaan. We hebben er de parkeergarage als een compleet abstracte vorm aan toegevoegd, iets met een heel eigen schaal, waardoor het verwondert. De hal is verder heel kaal en industrieel gebleven en zo is er een heel nieuw gebouw ontstaan met een nieuw gebruik. We zijn er trots op dat je dit soort abstracties nog kunt maken. Verder proberen we dat gebied heel rauw te laten. Met veel overmaat, zodat mensen nog de hele straat kunnen veroveren. En doordat het autoluw is, ontstaat er ook een dwaalmilieu waar van alles kan gebeuren.”
S&A: Is er ten slotte een project waar je wel veel ingrepen moet doen?
VvdK: “Dat is bijvoorbeeld het Baankwartier, een complexe gebiedsontwikkeling met veel nieuwe hoogbouw vlakbij de Erasmusbrug in Rotterdam. Echt een puzzelopgave, met bestaand vastgoed, allemaal monumentale gebouwen en een metrostation dat eronder moet komen. Samen met ZUS, Team Zilt en Berns architectuur hebben we een plan gemaakt, waarbij je vanuit de heel grote straten die Rotterdam heeft, een doorwaadbaarheid door de bouwblokken creëert. Zo ontstaat er een soort binnenruimte die onderdeel wordt van de publieke ruimte. Door te gaan stapelen konden we verder het bestaande vastgoed maximaal behouden.
Ook voor de gebiedsontwikkeling De Campina in Eindhoven hebben we samen met Delva een stedenbouwkundig plan gemaakt: De Caai. Een supermooi terrein, waar nieuwbouw moest komen, maar waar we de oude fabriekshallen, en dus veel goedkope vierkante meters, konden behouden. In plaats van alles in laagbouw te doen, voegen we op kleine footprints woontorens toe, die ook door de oude hallen heen worden gebouwd. Die twee gaan echt een symbiose aan.
Ik vind het schitterend dat dergelijke rafelrandjes nu langzamerhand overal opgevuld of getransformeerd worden. Daarom is het zo pijnlijk om te zien wanneer een gebied juist helemaal platgewalst wordt. De mensen vinden het ook héél leuk als het een rafelrandje blijft. Als er maar niet iets gekopieerd wordt dat eigenlijk niet in de stad thuishoort.”

Gebiedsontwikkeling De Campina (Eindhoven; beeld: BPD).

Met een abstracte invulling van de Bovenbouwwerkplaats wil Studioninedots energie losmaken en verwondering oproepen (foto: Sebastian van Damme).